Hoe gaat een antroposofisch arts te werk?

De diagnosestelling is uiteraard belangrijk. De antroposofisch werkende arts zal in de eerste plaats proberen via de 'fenomenologische' benadering van de patiënt en van diens klachten en symptomen inzicht te krijgen in de constitutie van de zieke, vooral in de kwaliteit en de onderlinge samenwerking van zijn “wezensdelen” (zie verder: drieledig en vierledig mensbeeld), en in de manier waarop hierin een onevenwicht ontstaan is. De arts kijkt naar de voorgeschiedenis van de patiënt, zijn ziektegeschiedenis en zijn klachten, zijn levenswijze en -omstandigheden, zijn fysiognomie, zijn ingesteldheid, zijn fysieke en psychische constitutie… Indien nodig worden, naast het gewone fysieke onderzoek van het lichaam, ook laboratoriumonderzoeken en andere moderne technische diagnostische middelen, zoals röntgenfoto's en echografie, aangewend.

De eerste bedoeling van de behandeling is altijd: proberen om de onevenwichten tussen de wezensdelen te herstellen en het eigen genezingsvermogen van de zieke te stimuleren, zodat deze uiteindelijk zichzelf geneest.

Welke geneesmiddelen schrijft een antroposofisch arts voor?
Een antroposofisch werkend arts heeft een heel arsenaal aan mogelijkheden. Waar nodig zal hij gebruik maken van de reguliere, “allopathische” geneesmiddelen, maar hij zal dit tot een minimum willen beperken. Hij zal liever gebruik maken van homeopathische geneesmiddelen, maar ook van fytotherapie (plantenextracten) en vooral van de typisch antroposofische geneesmiddelen.

Daarnaast bestaan er in de antroposofische geneeskunde nog andere behandelingsmogelijkheden: dieet, massage, baden, kunstzinnige therapie, muziektherapie, gespreks- en psychotherapie,…

”Wanneer je niets anders kunt bedenken voor jezelf, dan angst voor de ziektes welke zich rondom jou afspelen in een epidemisch verlopende ziektehaard, en in de nacht gaat slapen met deze gedachten aan angst, dan worden in de ziel onbewuste, van angst doordrenkte nabeelden en beeldkrachten geschapen. En dit is een goede bedding waarin ziektekiemen zich kunnen nestelen, gedijen en een prettige voedingsbodem vinden.”