Farmaceutische processen

Naargelang de uitgangssubstantie en de gewenste werkzaamheid van het geneesmiddel worden welbepaalde farmaceutische processen toegepast bij geneesmiddelenbereiding. Belangrijk zijn onder meer:

I.Warmteprocessen:

Deze zijn van uiteenlopende aard, naargelang het geneesmiddel; er is m.a.w. géén ‘eenheidstype’ in de geneesmiddelenbereiding (in tegenstelling met bv. de geneesmiddelenbereiding in de ‘klassieke’ homeopathie).

  1. Droge warmteprocessen: - drogen

- roosteren (170 - 200°)

- verkolen (>200°)

- verassen (500 - 700°)

  1. Vochtige warmteprocessen: - maceratie (15 - 20°)

- digestie (37°)

- infusie (90°)

- decoctie (100°)

- destillatie (>100°)

De gerichte toepassing van deze verschillende warmtegraden werd in de antroposofische geneeskunde voor het eerst rationeel ontwikkeld.

II.Potentiëring:

De basis van de potentiëring werd vóór 200 jaar gelegd door Samuel Hahnemann, grondlegger van de homeopathie. Ze gebeurt door herhaald ritmisch verdunnen van de uitgangssubstantie in een aangepast medium (een oplossing of een poedervorm): door schudden of verwrijven. Bij de bereiding van de antroposofische geneesmiddelen gebeurt dit principieel met de hand.

Dit betekent een wezenlijk verschil tegenover de gangbare bereiding van homeopathische geneesmiddelen.

 

"Het gehele antroposofische gedachtengoed is voor elk individu vrij toegankelijk. "